Levensloopbegeleiding VAB voor mensen met autisme

Naar schatting heeft circa 1,2% van de bevolking (190.000 mensen) autisme. Vrijwel iedereen kent wel iemand in zijn omgeving die autisme heeft, vaak zonder dit door te hebben. Autisme zie je niet zomaar van de buitenkant.
Er zijn veel theorieën over wat autisme is. Meer daarover vindt u in de tekst Wat is autisme?
Mensen worden met autisme geboren; het wordt niet veroorzaakt door de opvoeding. De aard en intensiteit van autisme varieert per persoon, gedurende de dag en het leven. Ook de behoefte aan begeleiding varieert. In periodes van verandering, bijvoorbeeld bij de overgang van school of werk kan er meer begeleiding nodig zijn.
Bijkomende problemen zoals concentratieproblemen of wisselende stemmingen worden soms met medicijnen behandeld.
Zoals alle mensen kent iedere persoon met autisme zijn eigen ontwikkeling. Veel mensen met autisme hebben een normale tot hoge intelligentie. Het vroegere idee dat autisme vooral voorkomt bij mensen met een verstandelijke beperking, is achterhaald.
Autisme wordt vaak niet onderkend. Soms hebben mensen wel het gevoel dat er 'iets' aan de hand is of zijn er problemen, maar die kunnen ze niet thuisbrengen. Het stereotype beeld van iemand met klassiek autisme levert veel misverstanden op. Alsof mensen met autisme nooit oogcontact maken of altijd sociale problemen hebben. In de praktijk is dat veel genuanceerder.
Autisme komt voor bij mannen én vrouwen op alle intelligentieniveaus. Mensen met een hoge intelligentie weten de gevolgen van autisme door compensatie soms goed te maskeren en hebben vaak 'sociaal' gedrag aangeleerd voor standaardsituaties. Dit kan je makkelijk op het verkeerde been zetten.
De ontwikkeling van kinderen met autisme verloopt anders dan het standaard ontwikkelingspatroon bij leeftijdsgenoten. Vaak loopt een kind voor op andere kinderen qua logisch denken, en achter wat betreft de sociaal-emotionele ontwikkeling. Bij sommigen wordt deze atypische ontwikkeling pas op latere leeftijd helder, bijvoorbeeld als iemand niet mee kan komen in het dagelijks leven.
Bij jongeren en volwassenen kan de atypische ontwikkeling blijken uit het gedrag in het dagelijks leven. Iemand voelt zich vaak gespannen en onbegrepen en begrijpt zichzelf en anderen vaak niet goed. Bijvoorbeeld als iemand moeite heeft met relaties met leeftijdsgenoten, of tegen bepaalde problemen aanloopt in het (vervolg)onderwijs of op het werk.
Mensen met autisme hebben vaak langer en meer moeite met veranderingen en onzekerheden dan anderen. Bijvoorbeeld bij een verandering naar een volgende levensfase. Sommige mensen trekken zich dan terug en/of worden somber, andere uiten zich juist expressief - soms met uitbarstingen die voor mensen in de omgeving totaal niet in verhouding staan tot de directe aanleiding.
Bekende (maar niet uitputtende) voorbeelden van ingrijpende veranderingen zijn:
Het veranderen van de vertrouwde setting blijkt dan zo ingrijpend dat het niet meer lukt om goed te functioneren. Vaak is niet direct duidelijk dat veranderingen zo veel invloed hebben. Het kan ook om kleinere veranderingen gaan, zoals een afwijkende route naar school vanwege een omleiding, of een kinderfeestje in plaats van een vrije woensdagmiddag of een uitje van het werk i.p.v. een gewone werkdag.
Veel mensen vermijden veranderingen zo veel mogelijk en kunnen lang camoufleren dat er iets niet goed gaat. Wennen aan een nieuwe situatie is ook voor mensen zonder autisme soms best lastig, op welke leeftijd dan ook. Het verschil is dat kinderen, jongeren en volwassenen met autisme vaak veel langer moeten wennen dan hun leeftijdsgenoten en meer van slag zijn, wat het functioneren in de weg staat. Of er helemaal niet aan wennen, maar vastlopen.
Uit onderzoek is gebleken dat iemand met autisme meestal eerst een aantal ‘foute' diagnoses krijgt en dat minder uitgesproken gevallen van autisme door algemeen psychiaters meestal niet direct worden herkend, met uitstel van passende zorg en verergering van de problemen tot gevolg.
Een diagnose kan helpen zijn om meer inzicht te krijgen in de eigen ontwikkeling. Iedere persoon met autisme heeft ontwikkelingsmogelijkheden, maar wel in zijn eigen tempo of volgorde.
Signalen van een afwijkende ontwikkeling en slecht kunnen omgaan met veranderingen kunnen wijzen op autisme, maar kunnen ook een andere oorzaak hebben. De conclusie dat sprake is van autisme kun je echter niet zo maar trekken. Diagnose omvat het in kaart brengen van sterke en zwakke kanten, het identificeren van risicofactoren en beschermende factoren en classificatie. Classificatie gebeurt met de DSM 5. Volgens de DSM 5 is er alleen sprake van autisme bij een (verwachte) functiebeperking.
Om autisme vast te stellen is uitgebreide diagnostiek nodig. Verwijs bij een vermoeden dat sprake is van autisme de persoon door naar een in autisme gespecialiseerde collega/psychiater of autismecentrum.