Themabijeenkomst: autisme, context en het voorspellende brein

Een aantal keer per jaar organiseert Vanuit autisme bekeken een themabijeenkomst voor levensloopbegeleiders, deelnemers en naasten uit de pilot Levensloopbegeleiding VAB. Tijdens deze bijeenkomsten vertelt een gastspreker meer over een aan autisme gerelateerd onderwerp. Op 17 november was pedagoog Peter Vermeulen te gast. Hij vertelde alles over het voorspellende brein.

Weet je nog, die zwarte jurk met blauwe strepen? Of was het toch wit met goud? Dat jij een zwart met blauw gestreepte jurk ziet, maar een vriend zegt dat het toch écht wit en goud is, komt doordat je hersenen op basis van de context – in dit geval de belichting van de jurk - voorspellen wat je ziet.

Je hersenen zijn continu bezig om dit soort voorspellingen te maken, maar omdat de wereld niet altijd voorspelbaar is ontstaan voorspellingsfouten. Hoe ontstaat zo'n voorspellingsfout? Wat doen je hersenen daarmee? En hoe werkt dat in de hersenen van iemand met autisme? Tijdens de themabijeenkomst vertelde Peter Vermeulen alles over het voorspellende brein. En zette hij voor sommige aanwezigen misschien wel de wereld op zijn kop, want het klassieke stimulus-respons model blijkt niet te kloppen!

Peter Vermeulen
Peter Vermeulen

Het brein gokt

Je herinnert het je misschien nog wel van de biologieles: het stimulus-respons model. Volgens dit model komen er prikkels binnen in onze hersenen, die we verwerken om er betekenis aan te geven. Maar de laatste jaren is er een Copernicaanse revolutie – een radicale wending – gaande die de breinwetenschap op zijn kop zet: uit nieuwe inzichten blijkt dat het stimulus-respons model niet klopt. Volgens Vermeulen hebben onze hersenen helemaal geen tijd om de prikkels af te wachten en dan pas te reageren – het brein gebruikt de context om te voorspellen wat er gaat gebeuren. Dit inzicht heeft ook gevolgen voor onze kennis over het brein van mensen met autisme.

Stel je voor dat je een potje tennis speelt. Je tegenstander slaat de bal op, die vervolgens met zo'n 200 km/h over het veld vliegt. Het duurt 1/5 seconde voordat we zien dat onze tegenstander de bal serveert – tegen die tijd is de bal al over het net. We hebben helemaal geen tijd om te zien waar de bal heengaat. Het brein voorspelt op basis van context waar de bal terecht gaat komen, zodat we op de goede plek kunnen gaan staan. Door ervaring bouwen je hersenen een model, in dit geval een cirkel in de hoek van het veld waar de bal meestal terecht komt. Zodra de bal bij jou aan is gekomen, checken de hersenen de voorspelling: is de bal terechtgekomen waar je hem had verwacht? Als de bal buiten het gebied uit je model komt, ontstaat een voorspellingsfout. Je hersenen moeten dan besluiten wat er met die informatie gebeurt.

Voorspellingsfouten

Onze hersenen verwerken niet alle prikkels, maar alleen de prikkels die afwijken van de voorspelling – de zogenaamde voorspellingsfouten. Voorspellingsfouten kun je nooit helemaal vermijden, want het brein is niet perfect en de wereld is niet volledig voorspelbaar. Het brein probeert voorspellingsfouten te minimaliseren, want die kosten energie. Het brein minimaliseert voorspellingsfouten door te leren (en het model aan te passen), of door in te grijpen in de wereld. Afhankelijk van de context besluit het brein wat er met de voorspellingsfout moet gebeuren: is die relevant genoeg om het model aan te passen of niet? Als de bal net over het net terechtkomt zullen je hersenen het model niet updaten, want het brein weet dat de kans dat de bal hier nog een keer terechtkomt minimaal is. Maar komt de bal net iets buiten het gebied waar je hem had verwacht, dan kan je brein het model uitbreiden.

Autisme: hyperalert brein

Volgens Vermeulen geven de hersenen van iemand met autisme te veel gewicht aan voorspellingsfouten: het brein met autisme wil een absoluut model bouwen om alle prikkels precies te kunnen plaatsen. Dus terwijl het model van iemand zonder autisme bestaat uit een globaal gebied waar de bal meestal terechtkomt, bestaat het model van iemand met autisme uit de precieze plekken waar de bal eerder terecht is gekomen. Daardoor ontstaan juist continu voorspellingsfouten – een kleine afwijking in waar de bal precies landt klopt al niet meer met de voorspelling van het model. Het brein met autisme heeft ook nog eens weinig vertrouwen in het eigen model, waardoor het altijd hyperalert is. Het filter blijft continu openstaan voor feedback op de voorspellingen, en hecht veel waarde aan zekerheid, controle en vertrouwdheid. Het brein van iemand zonder autisme, in tegenstelling, stopt op gegeven moment met prikkels binnenhalen omdat de nieuwe informatie niet meer relevant is.

Taalverwerking en emotieherkenning

De hersenen van mensen met en zonder autisme verschillen dus in hoe ze prikkels voorspellen. Het zintuigelijke apparaat van mensen met autisme is niet anders, zegt Vermeulen. Wetenschappelijke experimenten laten zien dat het verschil zit in het limbisch systeem, het deel van de hersenen dat betrokken is bij emotie, motivatie, genot en het emotioneel geheugen.

Het verschil is duidelijk te zien in de taalverwerking en emotieherkenning. Normaal verwerkt het brein niet wat anderen zeggen, maar alleen de woorden die we niet verwachten op basis van de context. Daardoor laat Piet eet friet met schoen meer activiteit zien in de hersenen dan de zin Piet eet friet met mayonaise. Mensen met autisme hebben geen verwachtingspatroon voor taalverwerking, waardoor alle woorden binnenkomen. Ook bij emotieherkenning gaat het ‘mis’: een gezichtsuitdrukking heeft op zichzelf geen betekenis, maar krijgt betekenis door de context. Op basis daarvan voorspellen we de emotie. De voorspelling controleren we vervolgens door naar het gelaat te kijken. Mensen met autisme missen de context, en gebruiken alleen de gezichtsuitdrukking. Hierdoor ontstaan meer voorspelfouten. Dat terwijl het voorspellen van gedrag van anderen essentieel is voor succesvolle sociale interacties.

Wat kunnen we hiervan leren?

De vraag is wat deze nieuwe inzichten gaan brengen voor onze kennis over autisme. En wat kun je als levensloopbegeleider met deze inzichten? Vermeulen heeft een paar tips hoe we deze kennis kunnen gebruiken in de omgang met mensen met autisme. Vaak zijn we geneigd om voor mensen met autisme de prikkels weg te nemen, reduceren of controleren. Volgens Vermeulen helpt dat niet, omdat het brein dan went aan dat er weinig of niks binnenkomt, en dan ontstaan er juist voorspelfouten zodra er wel weer prikkels zijn. We kunnen beter het brein van iemand met autisme voeden, zodat er uiteindelijk minder voorspelfouten ontstaan. Daarnaast is het goed om zo voorspelbaar mogelijk te zijn in ons gedrag. Heb je haast en is er geen tijd voor een toetje bij het hamburgerrestaurant (terwijl jullie normaal altijd een ijsje eten)? Vertel dan dat jullie vandaag wel frietjes en een hamburger gaan eten, maar dat er geen tijd is voor een ijsje. Daarmee leg je nadruk op wat er hetzelfde is als normaal, en geef je de context waarom jullie geen ijsje eten. Mensen met autisme kunnen hun voorspellingen updaten, maar dat heeft meer tijd nodig. Langzaam en bewust leren kan!