Pilot Levensloopbegeleiding VAB voor mensen met autisme

Als leerkracht heb je wellicht een of meer leerlingen met autisme in de klas. Autisme is een verzamelterm. De diagnose autisme wordt gegeven op basis van gedrag. Over de oorzaak bestaan verschillende theorieën. We gaan hier uit van een andere ontwikkelingsvolgorde: cognitieve versnelling en sociaal-emotionele vertraging.
Ieder kind ontwikkelt zich op zijn eigen manier. Met al die individuele verschillen zien we toch een soort standaard ontwikkelingspatroon. Bij de meeste kinderen ligt de nadruk eerst op de sociaal-emotionele ontwikkeling. Later komt er meer nadruk op de cognitieve ontwikkeling (in de zin van logisch denken). Kinderen maken meestal al op jonge leeftijd contact en leren met andere kinderen spelen. Later leren ze lezen, schrijven en ontwikkelen ze bijvoorbeeld technisch inzicht.
Bij een klein aantal kinderen gaat de ontwikkeling in een andere volgorde en tempo (vergeleken hun leeftijdsgenoten). Op jonge leeftijd ligt bij hen de nadruk op het logisch denken. Zij hebben bijvoorbeeld interesse in hoe dingen en mensen werken, en minder in relaties tussen mensen. De sociaal-emotionele ontwikkeling krijgt pas later volle aandacht. Deze kinderen gedragen zich anders dan veel leeftijdsgenoten. Dat gedrag past helemaal bij hun eigen ontwikkeling, maar botst met de verwachtingen van de omgeving.
Zie Autisme als ontwikkeling in eigen tempo en volgorde voor meer informatie.
Kinderen die meer dan gemiddeld afwijken van de 'standaard' ontwikkeling, hebben het vaak moeilijk op school. Er is een groot risico op overvraging en onderschatting:
De leerling zal dan op zijn eigen interessegebieden heel veel weten of kunnen, maar is niet in staat om sommige schijnbaar simpele dagelijkse handelingen uit te voeren. Problemen ontstaan als de omgeving verwacht dat het kind zich gedraagt zoals zijn leeftijdsgenoten. Zeer ten onrechte wordt dan wel eens gedacht dat het kind met autisme lui, brutaal of slecht opgevoed is.
De overgang van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs verloopt lang niet altijd vlekkeloos. Voor veel leerlingen met autisme is de overgang een enerverende periode met veel onzekerheden en stress. Het is belangrijk dat je als docent VO de leerling met autisme goed voorbereidt op de overstap naar voortgezet (speciaal) onderwijs maakt. Je kunt hiervoor de Praktijkgids: Leerlingen in de overgang naar het VO gebruiken.
Het realiseren van een vertrouwensband en voorkomen van mogelijke angsten bij een kind of een puber met autisme, vraagt speciale en continue aandacht van jou als docent. Met veel leerlingen in de klas is dat niet eenvoudig. Het is altijd verstandig om de deskundigheid van de leerling zelf, de ouders en van collega’s die de leerling kennen in te schakelen. De Gesprekshulp voor op school helpt de leerling om met jou te bespreken wat nodig is op school.
Bij jongeren met autisme kan een ander ontwikkelingspatroon blijken uit het gedrag in het dagelijks leven. Bijvoorbeeld als iemand moeite heeft met vriendschappen met leeftijdsgenoten, of tegen bepaalde problemen aanloopt in het onderwijs. Vaak heeft dit te maken met moeite met veranderingen en met het omgaan met onzekerheden. Dat geeft veel spanning. Door de andere manier van denken kunnen mensen zich onbegrepen voelen, maar ook zichzelf en anderen niet goed begrijpen.
Bij autisme kan ook onbegrepen verzuim voorkomen. Vaak hangt dit samen met bijvoorbeeld overgangen en wijzigingen zoals de overgang van weekend naar werkweek, moeilijk aan de dag kunnen beginnen en daardoor vaak te laat komen, moeite met nieuwe leerkracht, etc.
Wat doe je als onderwijsgevende als je vermoedt dat een leerling autisme heeft? Hoe maak je dit op respectvolle manier bespreekbaar? Het is een dilemma. Een onderwijsgevende is geen psychiater.
Als je autisme noemt, kan het zijn dat ouders of leerlingen dat niet herkennen. Het kan ook zijn dat de leerling helemaal geen autisme heeft. Dit schaadt dan vaak het vertrouwen. Je kunt wel concrete gedragingen of het functioneren en de eventuele problemen bespreekbaar maken zonder er een ‘label’ aan te koppelen.
Zorg voor ruimte en de positie binnen de school om dat wat nodig is te organiseren, zodat leerlingen met autisme een veilige plek krijgen. Ga hierover altijd eerst in gesprek met ouders en kinderen, zodat je weet wat voor hen wel en niet werkt. Je kunt bijvoorbeeld vragen of de leerling behoefte heeft aan:
Spreek af wie de vertrouwenspersoon is binnen de school: iemand waarmee de leerling een klik heeft en met vragen of problemen terecht kan.
Zo maakt u het verschil voor leerlingen met autisme.