Intern begeleider of zorgcoördinator

Leerlingen met autisme ontwikkelen zich vaak cognitief sneller dan leeftijdsgenoten, en sociaal-emotioneel juist later. Dat brengt vanzelfsprekend een andere onderwijsbehoefte met zich mee. Maatwerk in onderwijs én zorg is nodig om een leerling met autisme een veilige omgeving te bieden waarin hij of zij zich evenwichtig kan ontwikkelen.

De deskundigheid zit in de leerling

Het opbouwen van een vertrouwensband bij een kind of een puber met autisme, vraagt speciale aandacht van de docent. Met veel leerlingen in de klas is dat niet eenvoudig. Sommige docenten zijn daarin succesvol, andere minder. Als zorgcooördinator kun je een 'vangnet’ inschakelen: de deskundigheid van ouders en van collega’s in school die de leerling kennen en mee kunnen denken over oplossingen. 

De echte deskundigheid zit in het kind met autisme zelf zit. Die kan het beste aangeven wat het nodig heeft.

Ontwikkeling in eigen tempo en volgorde

Veel kinderen met autisme ontwikkelen zich in een andere volgorde dan kinderen zonder autisme. Als dit niet gezien wordt, ontstaat risico op zowel overvraging als onderschatting. Overvraging speelt vaak bij het zelf oppakken van taken, plannen, omgaan met deadlines en druk. Onderschatting speelt vaak op het gebied van leervaardigheden en intelligentie. Zie Autisme als ontwikkeling in eigen tempo en volgorde voor meer informatie. 

Stress bij leerlingen met autisme

Zowel overvraging als onderschatting kan stress geven. Leerlingen met autisme kunnen en weten vaak heel veel op eigen interessegebieden, terwijl ze sommige simpele dagelijkse handelingen niet kunnen uitvoeren.

Problemen ontstaan als de omgeving verwacht dat het kind zich gedraagt volgens de sociale norm. Als het kind dat niet kan, denken mensen in de omgeving dan nog wel eens dat het kind lui, brutaal of slecht opgevoed is. 

Bekend is dat hersenen die onder spanning en stress staan niet kunnen leren. Zo kunnen de verschillen met leeftijdsgenoten onbedoeld en onnodig groter worden.

Overgang tussen PO en VO

De overgang van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs verloopt lang niet altijd vlekkeloos. Voor veel leerlingen met autisme is de overgang een enerverende periode met veel onzekerheden en stress. Het is belangrijk dat je als IB-er of zorgcoördinator een leerling met autisme goed voorbereidt op de overstap naar voortgezet (speciaal) onderwijs. Je kunt hiervoor de Praktijkgids: Leerlingen in de overgang naar het VO gebruiken. 

Signalen

Bij jongeren met autisme kan een ander ontwikkelingspatroon blijken uit het gedrag in het dagelijks leven. Bijvoorbeeld als iemand moeite heeft met vriendschappen met leeftijdsgenoten, of tegen bepaalde problemen aanloopt in het onderwijs. Vaak heeft dit te maken met moeite met veranderingen en met het omgaan met onzekerheden. Dat geeft veel spanning. Door de andere manier van denken kunnen mensen zich onbegrepen voelen, maar ook zichzelf en anderen niet goed begrijpen. 

Bij autisme kan ook onbegrepen verzuim voorkomen. Vaak hangt dit samen met overgangen en wijzigingen zoals: overgang van weekend naar werkweek, moeilijk aan de dag kunnen beginnen en daardoor vaak te laat komen, moeite met nieuwe leerkracht, etc. 

Deze signalen kunnen wijzen op autisme, maar kunnen ook een andere oorzaak hebben. Om autisme vast te stellen is uitgebreide diagnostiek nodig. 

Wat doe je bij een vermoeden van autisme?

Wat doe je wanneer je als IB'er of zorgcoördinator vermoedt dat een leerling autisme heeft? Hoe maak je dit op respectvolle manier bespreekbaar? Het is een dilemma.  

Als je autisme noemt, kan het zijn dat ouders of leerlingen dat niet herkennen. Het kan ook zijn dat de leerling helemaal geen autisme heeft. Dit schaadt dan vaak het vertrouwen. Je kunt wel concreet gedrag of het functioneren en de eventuele problemen bespreekbaar maken zonder er een ‘label’ aan te koppelen. 

Wat kun je doen als er sprake is van autisme?

Zorg voor ruimte en de positie binnen de school om dat wat nodig is te organiseren, zodat leerlingen met autisme een veilige plek krijgen. Ga hierover altijd eerst in gesprek met ouders en kinderen, zodat je weet wat voor hen wel en niet werkt. Je kunt bijvoorbeeld vragen of de leerling behoefte heeft aan:

  • ‘Alleen-momenten’ en een veilige werkplek?
  • Uitleg aan medeleerlingen over autisme? 
  • Duidelijke regels en afspraken met betrekking tot de omgang en het gedrag op school?
  • Begeleiding bij sociale activiteiten binnen en buiten de les?
  • Een rustige plek in de klas?
  • Een buddysysteem of ‘circle of friends’?
  • Alternatieve mogelijkheden om te pauzeren?
  • Duidelijk begrensde opdrachten?
  • Speciaal overzichtelijk en gestructureerd leermateriaal zonder verwarrende ballast?
  • Instructie op papier?
  • Gebruik van stappenplannen, strategiekaarten en mindmaps?
  • Meer tijd om een proefwerk te maken en spreiding proefwerken in het schooljaar?
  • Gebruik van de computer?
  • Gebruik van visuele hulpmiddelen (pictogrammen, dagplannen, tekeningen, weekschema’s)?
  • Afspraken hoe de leerling om hulp kan vragen? Bijvoorbeeld, vinger opsteken, kaart met 'ik heb een vraag' opsteken.